Inkomen varkenshouderij daalt, maar is nog steeds relatief goed

De rentabiliteit in de varkenshouderij wordt geraamd op 122, wat betekent dat er gemiddeld 122 euro opbrengst is per 100 euro aan kosten. Daarmee scoort de sector nog steeds relatief goed, al blijven vleesvarkensbedrijven (rentabiliteit 95) achter bij de zeugenbedrijven.

De terugval is het gevolg van lagere prijzen voor biggen en vleesvarkens, die beide met ongeveer 8 procent zijn gedaald ten opzichte van 2024. Volgens WSER heeft dit verschillende oorzaken, waaronder een stabilisatie van de productie in de Europese varkenshouderij, een verzadigde markt en een minder gunstige exportpositie. De kosten voor voer zijn in 2025 gedaald, wat enige verlichting biedt, maar de opbrengstdaling weegt zwaarder.

Zeugenhouders scoren beter dan vleesvarkenshouders. De rentabiliteit op zeugenbedrijven is 122, terwijl vleesvarkensbedrijven blijven steken op 95, onder de drempel van 100 voor kostendekking. Daarmee zijn vleesvarkenshouders opnieuw kwetsbaar, ondanks eerdere sterke jaren.

Pluimvee, melkvee en akkerbouw

Pluimveehouders behalen dit jaar recordinkomens. Leghennenhouders komen uit op 576.000 euro per onbetaalde aje (+235.000 euro ten opzichte van 2024) en vleeskuikenhouders op 461.000 euro per aje (+134.000 euro).

Melkveehouders zien hun inkomen ook stijgen, naar gemiddeld 120.000 euro per aje. Zij worden geholpen door hogere melkprijzen en goede kalver- en koeienopbrengsten.

Akkerbouwers hebben vooral te maken met fors lagere productprijzen en nog steeds stijgende kosten. Het inkomen voor akkerbouwbedrijven is geraamd op 60.000 euro per onbetaalde aje en dat is 24.000 euro minder dan vorig jaar en ook 33.000 euro lager dan het vijfjarig gemiddelde.

De rentabiliteit van de verschillende sectoren in 2025 op een rij:
• Leghennen: 151
• Bloembollen: 136
• Vleeskuikens: 132
• Zeugen: 122
• Melkvee: 110
• Geiten: 94
• Vleesvarkens: 95
• Akkerbouw: 91