
'Bij strengere geurnormen moet 7 procent van veehouderijen ingrijpen'
Als de grenswaarden voor geurbelasting in Nederland worden aangepast naar het niveau dat het gerechtshof recent heeft benoemd, moeten circa 7 procent van de veehouderijen aanvullende maatregelen nemen om binnen de norm te blijven. Dat staat in een rapport van adviesbureaus Pouderoyen Tonnaer en Antea Group, dat door staatssecretaris Chris Jansen (Openbaar Vervoer en Milieu) naar de Tweede Kamer is gestuurd.
De analyse richt zich op de gevolgen van mogelijke aanpassingen aan de standaard- en grenswaarden voor geur, met name de voorgrondbelasting – oftewel de geurbelasting die een individuele veehouderij veroorzaakt op een nabijgelegen geurgevoelig gebouw, zoals een woning. Het rapport presenteert meerdere scenario’s, zonder voorkeur voor een specifieke optie uit te spreken.
Aanleiding voor het onderzoek is het voornemen om de geurnormen in de veehouderijsector aan te scherpen, met als doel het economisch belang van boerenbedrijven en milieubelangen beter met elkaar in balans te brengen. De directe aanleiding is een uitspraak van het gerechtshof in maart 2025. Daarin oordeelde het hof dat de Nederlandse staat de mensenrechten van omwonenden heeft geschonden door hen onvoldoende bescherming te bieden tegen geurhinder afkomstig van veehouderijen.
Wanneer de normen uit die uitspraak als nieuwe standaard zouden worden ingevoerd, zouden ongeveer 2.300 van de in totaal 33.550 veehouderijen moeten inkrimpen of aanvullende maatregelen moeten treffen om de geurbelasting te verlagen. Dit komt neer op zo'n 7 procent van alle bedrijven in de sector.
Beperkte technische ruimte voor sommige bedrijven
Volgens berekeningen van Follow the Money op basis van het rapport, zouden zo'n 1.300 van deze bedrijven niet voldoende zijn geholpen met technische oplossingen. Voor deze bedrijven, met name kalver- en varkenshouderijen, lijkt inkrimping de enige manier om te voldoen aan de mogelijke nieuwe normen.
De staatssecretaris laat in zijn begeleidende brief weten dat de impactanalyse bedoeld is als onderbouwing voor vervolggesprekken met belanghebbenden. Deze gesprekken moeten duidelijk maken wat de praktische effecten van de verschillende beleidsopties zijn. In het derde kwartaal van 2025 zal Jansen de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten.