Glässer bij speenbiggen weer onder controle
Een zeugenbedrijf kampte met een hogere uitval, slijters en een slechte uniformiteit bij de gespeende biggen. Met de specifieke BioChek werd aangetoond dat de ziekte van Glässer hier de oorzaak van was. Na overschakeling op het vaccin van Kernfarm daalde de uitval en het antiobioticaverbruik en verbeterde de bigkwaliteit.
Ziekteverwekker Glaesserella parasuis, die de ziekte van Glässer veroorzaakt, komt op vrijwel ieder varkensbedrijf voor. Op een zeugenbedrijf in Vlaanderen dat tegen Glässer vaccineert, speelde de ziekte volgens varkensdierenarts Kris Verduyn toch een rol bij problemen met gespeende biggen.
Om zekerheid te krijgen en Glässer aan te pakken, heeft hij samengewerkt met varkensdierenarts Hilde van Loocke van Kernfarm, een Nederlandse farmaceut die met een eigen vaccinlijn meer keuze biedt aan varkenshouder en dierenarts. In dit interview lichten ze de situatie toe.
Wat kunt u vertellen over het zeugenbedrijf?
Verduyn: ‘Het betreffende zeugenbedrijf is – met 35 gespeende biggen per zeug – hoogproductief en sinds kort overgenomen van vader op zoon. Het bedrijf is uitgebreid van 200 naar 350 zeugen en overgegaan op eigen aanfok om de gezondheidstoestand te verbeteren. De biggen krijgen vaccinaties tegen circo, mycoplasma en PRRS.'
Verduyn: 'De zeugen krijgen naast alle gebruikelijke vaccinaties, ook een vaccinatie van een monovalent Glässer-vaccin (met één serotype). Toch waren op een leeftijd van zes tot zeven weken problemen met biggen die wegkwijnen en een versnelde ademhaling toonden. Het noodzaakte tot inzet van antibiotica, de uitval na spenen liep op naar 8 à 9 procent en er waren veel achterblijvers. Sectie liet een ontstoken hartzakje zien, wat duidt op Glässer. Alleen zou dat niet mogen, omdat de zeugen werden gevaccineerd.’
Hoe is het vervolgproces in zijn werk gegaan?
Van Loocke: ‘Om meer zekerheid te krijgen, hebben we zeugen bemonsterd en van die zeugen drie eigen biggen. Hiervoor gebruikt Kernfarm de BioChek, die specifiek de pathogene Glässer-serotypen aantoont. Glässer aantonen met kauwtouwen is niet zinvol. Je vindt Glässer dan namelijk altijd, maar weet nog niets. De BioChek toont juist de serotypen aan die invasief zijn en dus in de bloedbaan binnendringen en daar vervolgens ontstekingen veroorzaken aan de vliezen rond het hart, de longen en andere organen.’
Wat liet de BioChek zien?
Verduyn: ‘De antistofniveaus waren bij de zeugen en biggen erg variabel. Sommige zeugen hadden helemaal geen antistoffen, terwijl hun biggen wel een hoog antistofniveau lieten zien. Dit duidt erop dat ze net een infectie met Glässer hebben doorgemaakt. Glässer was dus de oorzaak van de gezondheidsproblemen bij de biggen. Daarbij lag het niet aan de biestvoorziening.'
Verduyn: 'We hebben de Biestcheck van DGZ doorlopen en die liet zien dat de zeugenhouder de biestvoorziening van de biggen doorgaans goed voor elkaar had, onder andere via split suckling. Een test die een duidelijke uitslag levert, is van belang. Dat sterkt de zeugenhouder en mij als dierenarts om een andere aanpak in te zetten. Dat hebben we dan ook opgepakt met het Glässer-vaccin van Kernfarm.’
Wat is zo speciaal aan dit vaccin?
Van Loocke: ‘Ons Glässer-vaccin Fixr HP Ery bevat drie serotypen van Glässer: type 1, 5 en 13. Dit zijn juist de invasieve pathogene types die voor de problemen kunnen zorgen. Daarmee moet je de problemen dan ook onder de knie kunnen krijgen.’
Hoe is het vaccin ingezet?
Verduyn: ‘Alle dragende zeugen zijn voor de voet weg tweemaal gevaccineerd met het vaccin Fixr HP Ery. Vervolgens hebben we de zeugen en biggen opnieuw bemonsterd om op zeker te spelen en duidelijkheid te krijgen over hoe de nieuwe aanpak werkte.’
Wat was te zien aan de antistofniveaus?
Van Loocke: ‘Bij de zeugen (gelten) was het antistofniveau steeds boven het gewenste niveau. Bij drie gelten waren de antistofniveaus van de biggen ook goed en zijn die biggen dus goed beschermd. Eén gelt had wat problemen met de biestvoorziening en/of melkproductie. Het antistofniveau was hier niet naar wens. Maar de biggen zijn niet ziek geworden.’
Hoe gaat het nu met de biggen?
Verduyn: ‘Al in het kraamhok ervaart de zeugenhouder een verbetering. De uitval in de kraamstal is gedaald van bijna 20 naar zo’n 12 procent, waarbij het ook helpt dat hij met een Austria-zeugenlijn inkruist. Bij de gespeende biggen loopt het nu naar wens. De uitval is nog enkele procenten en er zijn geen slijters meer. Hij heeft veel minder achterblijvers, waardoor de uniformiteit stukken beter is bij het afleveren van de biggen. Tenslotte is ook het antibioticagebruik flink gedaald. Het bedrijf zat eerst in de gevarenzone en is daar nu uitgebleven.’