Zekerweters verdwalen

De vele seminars over een duurzame veehouderij zorgen nog voor enige verlichting bij de naar omzet snakkende conferentieoorden. Daarbij is de varkenssector onderwerp van vele - vaak oeverloze - debatten. Voor de een is de dominantie van schaalvergroting en specialisatie als drijvende factoren een gegeven, voor een ander weerspiegelt dit ‘oud denken’. De een beschouwt het met de auto naar de supermarkt rijden om duurzame boodschappen te kopen als hypocriet, de ander vindt het een stap in de goede richting. De een vindt ‘kopen wat in de aanbieding is’ niets, terwijl de ander denkt aan de moeilijke omstandigheden van de bijstandsmoeder met twee kleine kinderen. Het is maar hoe je het bekijkt.


Mijn indruk van het debat is dat velen niet bezig zijn met nadenken over hoe we vooruitgang kunnen boeken in het debat over de veehouderij. Het geeft me meer de associatie van het zoeken naar het eigen gelijk. Zo hebben velen een mening over duurzame varkenshouderij, slechts een enkeling weet er het fijne van. En bij hen die er een mening over hebben zitten nogal wat zekerweters. Deze leiden aan zelfoverschatting. Vriendelijker gezegd, sommige mensen worden niet het bos in gestuurd, maar verdwalen op eigen kracht. Alle nieuwtjes die in de eigen kraam te pas komen worden breed uitgemeten. Al het andere wordt gekwalificeerd als onbetrouwbaar, en andersdenkenden worden gestigmatiseerd door allerlei etiketten te plakken: van consumenten denken alleen aan prijs tot voorvechter van de bio-industrie.


Voor de Nederlandse veehouderijsector is er nog geen optimale oplossing die zowel aansluit bij alle maatschappelijke gevoelens als bij economische belangen en milieudoelen. Volgens mij komt vooruitgang op dit gebied voort uit de moed nieuwe kennis op de juiste manier te gebruiken en daarvan te leren. Dan wordt de marsroute gaandeweg vanzelf duidelijker, en is het voor veehouders ook makkelijker om er een bedrijfsvoering op na te houden die tegemoet komt aan alle maatschappelijke verwachtingen, wensen en eisen.


Mijn eigen persoonlijke ervaring in het project “Stoppen met castreren” is dat veel niet is wat het lijkt. Veel wat ik vijf jaar geleden over dit onderwerp dacht te weten, bleek gaandeweg anders. Het is niet twintig procent van de beren dat berengeur heeft, maar drie á vier procent. Bij berengeur gaat het niet alleen om Skatol (wat de Denen aanvankelijk dachten), ook Androstenon speelt een rol. En het is niet dat iedereen Androstenon vies vindt ruiken. Dertig procent kan Androstenon helemaal niet ruiken, en twintig procent vindt het zelfs lekker ruiken. Al die oude mythen maakten dat men dacht `We beginnen er niet aan, het kan toch niet`. Voor mij is de les dat je niet alles voor zoete koek moet slikken, en open moet staan om door de bril van een ander te kijken. Daarbij is bescheidenheid belangrijker voor een vruchtbaar debat, dan het rond tetteren van de eigen vermeende zekerheden.


Gé Backus
Directeur Connecting Agri & Food


 

Lees ook

Online kennissessies

Vitale Varkenshouderij

Meld je hier aan

Stelling

Loading

Weer

  • Dinsdag
    21° / 10°
    45 %
  • Woensdag
    23° / 11°
    60 %
  • Donderdag
    20° / 12°
    60 %
Meer weer