LTO bezorgd over aanpassing Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De excretieforfaits, de landelijke normen die aangeven hoeveel mest en mineralen een dier gemiddeld produceert, zijn zonder voorafgaand overleg gewijzigd. Een verhoging van deze forfaits betekent dat bedrijven op papier meer mest produceren. Dat leidt tot extra afvoerkosten en een hogere financiële druk. Voor veel veehouders kan dit een serieuze impact hebben op zowel bedrijfsvoering als financiële positie.

Boeren worden geconfronteerd met ingrijpende, onvoldoende onderbouwde wijzigingen die niet zijn afgestemd met de praktijk en bovendien veel te snel zouden ingaan, benadrukt LTO in haar reactie op de internetconsultatie.

Gebrek aan betrokkenheid

De belangenorganisatie wijst erop dat veel dierlijke sectoren nauwelijks betrokken zijn bij de voorbereiding van de nieuwe excretieforfaits. Hierdoor ontbreekt zowel een praktische toetsing als een degelijke inhoudelijke onderbouwing. Het is onbegrijpelijk dat zulke ingrijpende wijzigingen zonder overleg met de sector worden voorgesteld, stelt LTO.

Ook de korte reactietermijn baart zorgen. Ondernemers mogen niet één maand van tevoren geconfronteerd worden met normen die direct grote gevolgen hebben voor hun bedrijfsvoering, vindt de belangenorganisatie.

Verschillen met CDM-rapport

Vleesveehouders zijn verrast door de verschillen tussen het rapport van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) uit 2022 en de voorstellen voor 2025. Het CDM-rapport kwam tot stand in nauw overleg met onderzoekers en praktijkdeskundigen en bevatte waarden die aansluiten bij rantsoen, bedrijfsvoering en diercategorieën.

De nieuwe voorstellen wijken aanzienlijk af, onder meer door een gewijzigde berekeningsmethode voor gasvormige verliezen bij weidegang. Volgens de sector vraagt zo'n wijziging om zorgvuldige voorbereiding en overleg. LTO pleit er daarom voor dat de excretieforfaits voor vleesvee gebaseerd worden op het CDM-rapport 2022, aangevuld met recente inzichten over hogere gasvormige verliezen in de stal.

Uitstel noodzakelijk

De belangenorganisatie benadrukt dat nadelige of onvoldoende onderbouwde wijzigingen niet per 1 januari 2026 mogen ingaan. Pas na goede informatievoorziening en betrokkenheid van de sector kan, eventueel per sector, een aanvullende consultatie plaatsvinden. Ook moet er een volledige impactanalyse komen die de gevolgen per sector in beeld brengt.

Om herhaling van een onzorgvuldig proces te voorkomen, stelt LTO voor om permanente sectorale werkgroepen in te stellen, bestaande uit deskundigen van overheid, wetenschap en praktijk. Deze groepen moeten zorgen voor transparantie in aannames en data, realistischere forfaits ontwikkelen en een voorspelbaar, zorgvuldig proces bij toekomstige actualisaties waarborgen.