Biestmanagement+verdient+extra+aandacht+bij+jonge+zeugen
Partner HIPRA

Biestmanagement verdient extra aandacht bij jonge zeugen

HIPRA heeft dit jaar samen met de Noaberbig groep en de betrokken bedrijfsdierenartsen de kritische factoren rondom biestmanagement onder de loep genomen. Om inzicht te krijgen in de biestopname werd op ieder bedrijf een HIPRA Biestcheck uitgevoerd.

Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd om een aantal gegevens te registreren, zoals worpnummer, aantal levend geboren biggen, aantal functionele spenen, werpduur, grootte van de big bij de geboorte en tijdstip van overleggen. Welke van de bekende risicofactoren rond biestopname waren nu werkelijk belangrijk op deze praktijkbedrijven?

In dit tweede kennisartikel over het Noaberbig biestproject gaan we dieper in op verschillen in de biestscore naargelang het worpnummer van de zeug. Deel een ging over Biestcheck-project geeft inzicht in kritische factoren biestmanagement.

Risicofactor: worpnummer

Biggen van eerste worps zeugen hebben gemiddeld een lager geboortegewicht, groeien langzamer en hebben een hoger uitvalspercentage dan biggen van oudere worps zeugen. In de literatuur zijn daar verschillende hypotheses voor te vinden. Het zou kunnen liggen aan een lagere biest- en melkproductie bij jonge zeugen, een minder goede biest- en melkkwaliteit (lager gehalte aan voeding- en afweerstoffen) en/of een verminderde opnamecapaciteit bij biggen van jonge zeugen.

Aan de hand van de HIPRA Biestcheck hebben we voor de Noaberbig bedrijven onderzocht of er verschil bestaat in de biestopname bij biggen naargelang het worpnummer van de zeug. Van 106 tomen werden gegevens verzameld en gekoppeld aan de resultaten van 536 bloedmonsters.

Figuur 1.  Een overzicht van het aantal bloedmonsters per worpnummer.
Figuur 1. Een overzicht van het aantal bloedmonsters per worpnummer. © HIPRA

De HIPRA Biestcheck is gebaseerd op een vergelijking van de hoeveelheid vlekziekte antilichamen ('titer') van biggen ten opzichte van de zeug. Voor de analyse zijn daarom de vlekziekte titers van zowel de zeugen als de biggen van belang. We streven ernaar dat de titer van de biggen minimaal even hoog is als die van de zeugen.

Figuur 2. Gemiddelde vlekziekte titer bij zeugen en biggen per worpnummer. Bloedmonsters werden onderzocht met CIVTEST® SUIS SE/MR, een titer >40 wordt als positief. beschouwd.
Figuur 2. Gemiddelde vlekziekte titer bij zeugen en biggen per worpnummer. Bloedmonsters werden onderzocht met CIVTEST® SUIS SE/MR, een titer >40 wordt als positief. beschouwd. © HIPRA

Binnen de groep van Noaberbig bedrijven waren er duidelijk verschillen naargelang het worpnummer van de zeug:
• Jonge zeugen, 1e en 2e worps, hebben lagere vlekziekte titers dan oudere worpszeugen.
• Biggen van 1e worps zeugen vertonen de laagste vlekziekte titer. Dat is te verklaren door de eveneens lage vlekziekte titer bij deze zeugen (in vergelijking met oudere worps zeugen).
• Biggen van 2e tot en met 6e worps zeugen hadden de hoogste biestopname. Zij halen gemiddeld een hogere vlekziekte titer dan hun moeders (worpnummer 5 uitgezonderd).
• Hoewel de oudste zeugen (worpnummer 7+) gemiddeld de hoogste vlekziekte titer hebben, geldt dat niet voor hun biggen. Mogelijke redenen hiervoor zijn een lagere beschikbaarheid van biest of een minder goede opname door de biggen.

Maternale immuniteit is van cruciaal belang voor de bescherming van biggen in de eerste levensweken. Figuur 3 laat zien dat biggen van eerste worps zeugen een beduidend lagere biestscore haalden in vergelijking met biggen van oudere worps zeugen. Dit maakt duidelijk dat het biestmanagement bij jonge zeugen extra aandacht verdient.

Figuur 3. Biestscore van biggen van eerste en oudere worps zeugen. De biestscore ligt tussen 25 en 100. Hoe hoger de score., hoe beter.
Figuur 3. Biestscore van biggen van eerste en oudere worps zeugen. De biestscore ligt tussen 25 en 100. Hoe hoger de score., hoe beter. © HIPRA

Praktisch gezien kunnen we weinig bijsturen aan de hoeveelheid biest die een zeug produceert. We kunnen wel de biestkwaliteit en biestopname verbeteren. Het verhogen van de biestkwaliteit van jonge zeugen kan via een bedrijfsspecifiek adaptatie- en vaccinatie protocol voor de gelten. Op die manier wordt de maternale immuniteit gestimuleerd. Daarnaast kan extra aandacht en toezicht in de kraamstal bijdragen aan het verbeteren van de biestopname door de biggen. Denk hierbij aan biggen snel droog krijgen, aan de uier te leggen en split-suckling toe te passen.

Wilt u graag de biestopname op uw bedrijf in kaart brengen? Vraag een HIPRA Biestcheck aan via uw bedrijfsdierenarts of neem contact op met één van onze varkensdierenartsen; Maartje Wilhelm +31 (06) 8264 5058, Josine Beek +31 (06) 8299 1395, Linda Peeters +31 (06) 1431 0007 of Theo Vercammen + 31 (06) 3024 9632.

Over HIPRA

HIPRA is een veterinair farmaceutisch bedrijf dat zich toelegt op onderzoek, productie en het op de markt brengen van innovatieve en onderscheidende producten...

Lees verder »