RDA: relatie tussen mens en dier wordt gelijkwaardiger
Mensen en dieren komen in een andere verhouding ten opzichte van elkaar te staan. In 2018 bedroeg het percentage mensen dat de mens superieur vond aan het dier 40. In 2022 is dat percentage gedaald naar 36 procent. Dat blijkt uit de tweede editie van 'Staat van het Dier' die in oktober 2022 is uitgevoerd in opdracht van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA).
'Grote verschuivingen zijn er niet ten opzichte van het eerste onderzoek naar de staat van het dier. De positie van het dier in onze maatschappij verandert. De verschuiving die de RDA toen signaleerde is bestendigd; het beweegt allemaal dezelfde kant op. Mens en dier komen in een nieuwe, meer gelijkwaardige relatie ten opzichte van elkaar. Inbreuken op dierenwelzijn worden steeds minder geaccepteerd', licht RDA-lid Hans van Trijp toe.
De eerste editie van 'Staat van het Dier' verscheen in 2018. 'Staat van het Dier' brengt in beeld wat leeft in de Nederlandse samenleving rond het thema dierenwelzijn. In de publieksenquête die daarvoor in 2018 en 2022 werd uitgevoerd door Kantar Public, is gekeken naar de meningen van Nederlanders over de manier waarop in Nederland wordt omgegaan met dieren. De enquête gaat over productiedieren, recreatie- en dierentuindieren, proefdieren en natuurdieren.
Schurende kwesties
Op basis van de eerste editie van 'Staat van het Dier' bracht de RDA onder andere de zienswijze 'Dierwaardige veehouderij' uit, maar bijvoorbeeld ook zienswijzen rond schurende kwesties zoals het doden van dieren en dilemma's in de wildopvang. In totaal pakte de RDA afgelopen vier jaar zeventien kwesties op.
De RDA werkt nu aan een nieuwe 'Staat van het Dier'. 'Dat wordt weer onze agenda voor de komende vier jaar op basis waarvan wij de discussie aangaan', zegt Van Trijp. Op donderdag 6 april presenteerden hij en mederaadslid Gerda van Dijk, de trekkers van 'Staat van het Dier', de resultaten van de publieksenquête en gaven zij hun eerste beschouwingen tijdens het dertigjarig bestaan van de RDA.
Morele vraagstukken
Als het over morele vraagstukken gaat zoals de gelijkwaardigheid tussen mens en dier, het recht op leven en eigenwaarde, komen uit het onderzoek geen grote veranderingen ten opzichte van 2018. Wel vinden minder Nederlanders dat mensen boven dieren staan. In 2022 geeft 26 procent aan mens en dier gelijkwaardig te vinden tegen 24 procent in 2018. 36 procent vindt in 2022 dat de mens boven het dier staat. In 2018 was dat nog 40 procent.
Een ruime meerderheid (69 procent) van de in totaal 2.082 Nederlanders die meededen aan het onderzoek, vindt dat het welzijn van productiedieren de komende tien jaar beter moet. Voor vier van de tien Nederlanders (38 procent) telt een beter welzijn van bijvoorbeeld koeien, varkens en kippen zwaarder dan het terugdringen van stikstof en broeikasgassen.
Megastallen
In 2018 was een op de drie Nederlanders van mening dat het dierenwelzijn niet gewaarborgd kan worden bij hoe het toezicht in de veehouderij nu is georganiseerd. In 2022 zijn dat bijna vier op de tien Nederlanders (39 procent). Net als in 2018 vindt een meerderheid dat in megastallen nooit voldoende aandacht kan zijn voor het welzijn van onder andere koeien, varkens en kippen (60 procent in 2018 en 59 procent in 2022).
Op de vraag of de Nederlandse overheid doet wat nodig is om het welzijn van productiedieren te waarborgen, geeft 37 procent in 2022 aan het daar (helemaal) mee oneens te zijn. In 2018 was dat nog 27 procent. Van Trijp: 'De overheid heeft een taak bij het borgen van dierenwelzijn. De vraag is dan: hoe zou dat wel kunnen in een dierwaardige veehouderij?' RDA-lid Han Swinkels vult aan: 'Onze samenleving zoekt naar meer vertrouwen.'
Afleiding is voorwaarde
Uit de publieksenquête blijkt ook dat ruim de helft van de Nederlanders het onacceptabel vindt wanneer productiedieren onvoldoende ruimte en afleiding krijgen (52 procent in 2022 en in 2018 50 procent). Voor 20 procent (zowel in 2018 als in 2022) is dat aanvaardbaar, mits het geen negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van het dier.
Ten opzichte van 2018 vinden meer Nederlanders dat een paard nooit alleen in de wei zou mogen staan (46 procent in 2022 en 40 procent in 2018). Het ruimen van gezonde dieren bij een epidemie ervaart een groeiende groep Nederlanders als de meest negatieve kant van het houden van dieren. Die groep groeide van 40 procent in 2018 naar 45 procent in 2022.
Nog eens 47 procent (45 procent in 2018) oordeelt dat wanneer koeien, varkens en kippen geen natuurlijk gedrag kunnen uitvoeren, die niet als productiedier gehouden zouden moeten worden. 'Bij veel onderwerpen valt op dat er weinig verschil is in houding en draagvlak tussen groepen met een verschillende achtergrond, zoals de mate van stedelijkheid, leeftijd en contact met dieren. Dat duidt erop dat in brede lagen hetzelfde wordt gedacht over dierenwelzijn', licht Van Trijp toe.
Informatiebehoefte
Een andere verandering ten opzichte van 2018 is dat meer Nederlanders aangeven dat ze minder goed geïnformeerd zijn als het gaat om het welzijn van productiedieren. De groep die dat wel het geval vindt, daalde van 46 procent in 2018 naar 39 procent in 2022. In oktober 2022 geeft 54 procent aan het niet eens te zijn met de stelling dat het doden van alle diersoorten gerechtvaardigd is mits het snel en pijnloos gebeurt. In 2018 was dat nog 50 procent.
Een iets grotere groep (47 procent in 2022 tegen 45 procent in 2022) noemt het doden van dieren voor voedsel gerechtvaardigd. Tegelijkertijd noemt in 2022 36 procent het doden van dieren gerechtvaardigd wanneer zij schade aanbrengen aan menselijke eigendommen. In 2018 lag dat percentage nog op 32.
Ruim de helft van de Nederlanders vindt net als in 2018 dat de wolf in Nederland niet moet worden weggejaagd. De groep die vindt dat de wolf belemmerd mag worden in zijn natuurlijke jachtgedrag, is de afgelopen vier jaar gegroeid. In 2018 was nog 31 procent dit van mening. In 2022 groeide dit percentage naar 40. Daar staat tegenover dat in 2022 55 procent vindt dat mens en dier tegen de wolf moeten worden beschermd. In 2018 was dit nog 58 procent.
Meer waardering
Het aantal Nederlanders dat vindt dat dieren voor een gevarieerd aanbod van vlees, melk en eieren zorgen en dat als iets positiefs zien, is gestegen van 28 procent in 2018 naar 36 procent in 2022. Voor 47 procent rechtvaardigt de bestemming 'voedsel' het doden van dieren. Een lichte stijging ten opzichte van de 45 procent in 2018.
Ten opzichte van 2018 eten meer Nederlanders nooit vlees (6 procent) dan in 2018 (4 procent). Ook eten meer Nederlanders één dag per week vlees dan in 2018 (6 procent in 2022 tegen 4 procent). Het opleidingsniveau is daarop van invloed: van de hoogopgeleide Nederlanders eet 9 procent nooit vlees. Onder laag en middelbaar opgeleide Nederlanders is dat respectievelijk 2 en 3 procent. Ook eten vrouwen minder vaak vlees (8 procent) dan mannen (3 procent).
Verder blijkt uit het onderzoek dat mensen in sterk stedelijke gebieden minder vaak vlees eten. Van hen eet 46 procent vijf dagen per week of meer vlees tegen 57 procent van mensen die wonen in een weinig of niet-stedelijk gebied.