Provincies worden steeds varkensarmer

Tussen het jaar 1998 en 2017 is het aantal varkenseenheden in Nederland met 2,145 miljoen eenheden gedaald. Dat is een daling van bijna 20 procent aan varkenseenheden (VE) in 20 jaar tijd, blijkt uit cijfers van het CBS. Het totaal aantal varkenseenheden in Nederland wordt over 2017 vooralsnog geraamd op 8,7 miljoen VE, in 1998 waren er dat nog ruim 10,8 miljoen.

De grootste klapper is gemaakt in de eerste vijf jaar na de varkenspestcrisis in 1997/1998. Toen is het aantal VE met 15 procent gedaald. Dat gebeurde door ingrijpende maatregelen zoals de generieke korting van 10 procent, afroming bij de verkoop van varkensrechten en opkoopregelingen. Na 2003 heeft de afname van het aantal varkenseenheden zich gestaag voortgezet.

Fosfaat

Bij het opstellen van fosfaatexcretienormen kwam een varkenseenheid overeen met de uitscheiding van 7,4 kilo fosfaat met mest. De in Nederland benutte varkenseenheden in 2017 waren goed voor de uitscheiding van 39,1 miljoen kilo fosfaat in de mest (sectorplafond is 39,7 miljoen kilo fosfaat). Dit betekent dat een VE in de praktijk overeenkomt met een excretie van circa 4,5 kilo fosfaat.

Varkensarmer

De vier belangrijkste provincies met varkens (Noord-Brabant, Gelderland, Limburg en Overijssel) herbergen momenteel 90 procent van het aantal varkenseenheden in Nederland. Dat lag in 1998 op ongeveer hetzelfde niveau (89 procent). Maar het aantal VE in die provincies is met 1,8 miljoen gedaald en daarmee zijn deze provincies dus aanzienlijk varkensarmer geworden. Ook de laatste vijf jaar nemen in de genoemde provincies de varkenseenheden gestaag af, behalve in Overijssel, aldus CBS. Ook constateert het CBS een lichte verschuiving van rechten tussen de overige provincies.