Consumptie varkensvlees vrij stabiel

De consumptie van varkensvlees blijft behoorlijk op peil. In 2005 at een gemiddelde Nederlander 37,2 kilo varkensvlees. Na een piek van 37,8 kilo in 2008 is het langzaam gedaald tot 36,5 kilo per hoofd van de bevolking vorig jaar.

Voor de berekening van de vleesconsumptie gebruikt Wageningen Economic Research alle cijfers over slachtingen, in- en uitvoer van vlees en de voorraadmutaties.Tot nu toe werden de eetbare slachtbijproducten ook in deze berekening meegenomen. Sinds dit jaar is er een andere rekenmethodiek in gebruik die de eetbare bijproducten niet meer meeneemt. WER is daartoe overgegaan omdat andere EU-landen die bijproducten ook niet meenemen. De cijfers over vleesconsumptie zijn hierdoor nu per land beter vergelijkbaar.

Voor varkensvlees leidt de rekenmethode wel tot andere getallen, omdat een varken vrij veel eetbare bijproducten levert. Zo was de varkensvleesconsumptie in 2005 volgens de oude rekenmethode nog 40,2 kilo per hoofd van de bevolking, terwijl die volgens de nieuwe methode 37,2 kilo per hoofd van de bevolking was in 2005.

Ongeveer de helft van de totale berekende vleesconsumptie komt voor rekening van varkensvlees. Vorig jaar was de totale consumptie 76,8 kilo per hoofd van de bevolking. Dat is 200 gram meer dan in 2015. Na  varkensvlees neemt pluimveevlees de tweede plek in met 22,2 kilo, daarna volgt rundvlees met 15,4 kilo. Bij deze getallen gaat het om de hoeveelheid vlees inclusief bot. De vuistregel is dat de helft van deze vleesconsumptie ook werkelijk op het bord van de consument terecht komt.