Geurstoffensensor ingezet om geurhinder in kaart te brengen
Bij varkensbedrijf Vevar van Maartin van der Velden in het Limburgse Ospel loopt sinds 2022 een onderzoek met sensoren naar de geur van zijn varkenshouderij. Het onderzoek wordt in 2024 afgerond.
Van der Velden bouwde vorig jaar een nieuwe biggenstal met 6.300 plaatsen. De stal is uitgerust met het emissiearme systeem dat urine direct scheidt van de dikke fractie en met een luchtwasser. In deze stal hangen klimaatsensoren in de afdelingen die continu de temperatuur, luchtvochtigheid en concentraties koolstofdioxide (CO2) en ammoniak (NH3) in de lucht registreren.
Voor en achter de luchtwasser hangen sensoren waarvan die voor geurstoffen er een is. 'Geurstoffensensoren meten het totaal van bijna alle geurstoffen zoals vluchtige organische componenten, maar ook van ammoniak en waterstofsulfide. Dat is een nieuwe ontwikkeling', zegt projectleider Monique van der Gaag. Zij is specialist dierenwelzijn en innovatie bij Connecting Agri & Food.
Overbelaste situatie
'In deze pilot onderzoeken we voor welke doeleinden deze sensor kan worden ingezet. Bijvoorbeeld of de geurstoffensensor geschikt is om vergunningen op af te geven of juist inzetbaar is als instrument voor ondernemers in het management of als hulpmiddel in gebieden waar sprake is van een overbelaste situatie', geeft Van der Gaag aan.
Nederland zit in de transitie van middelen- naar doelvoorschriften. 'De focus ligt op dit moment op ammoniak, maar geur en fijn stof maken ook deel uit van de vergunningverlening', stelt ze. 'Het totaal aan geurstoffen is niet een-op-een hetzelfde als geur.'
Ammoniak is te ruiken vanaf een concentratie van ongeveer 5 ppm. In geval van waterstofsulfide (H2S) volstaat een concentratie die duizend keer lager is al om die te ruiken. De sensor die Connecting Agri & Food inzet in de pilots voor geurstoffenmetingen heet 'Canary', naar het vogeltje dat vroeger mijnwerkers waarschuwde voor gevaarlijke gassen.
Geurpatronen
'Het meten van geur is echt een leerproces. Geur verandert ook over de dag heen', meldt Van der Gaag over het lezen van de geurpatronen. Om meer zicht te krijgen op geur, wordt de lucht ook enkele malen chemisch geanalyseerd. Dat geeft een beeld van de stoffen die erin zitten en in welke mate. In het project wordt een aantal keer een luchtmonster genomen dat door een geurpanel wordt beoordeeld.
Stallucht wordt dan opgevangen in een zak en vervolgens in een lab (verdund) aangeboden aan geselecteerde personen, met een gemiddeld reukvermogen. De lucht wordt steeds minder verdund en de panelleden krijgen dus een oplopende concentratie van geurstoffen voorgeschoteld. Het panel 'gecertificeerde neuzen' bepaalt vanaf welke concentratie een geur te ruiken is. Vervolgens koppelen ze daar een cijfer aan. Dat geeft aan in welke mate de proefpersonen de geur kunnen waarderen.
Vertaalslag
Het vergelijken van deze resultaten met de meetwaarden van de sensoren kan inzicht geven in de vertaalslag tussen de meetresultaten en de beleving. Geurbeleving is deels objectief vast te stellen door het meten van de chemische samenstelling van de lucht, weet Van der Gaag. Daarnaast is het voor een deel subjectief: hoe beleef je de geur? 'Voor een varkenshouder kan de geurbeleving van varkenslucht heel anders zijn dan voor een omwonende die hier niets mee heeft.'
Bij de beleving van geur en geurhinder zit een grote psychologische component. Van der Gaag: 'Stel, je hebt een grote weerstand tegen de komst van een nieuwe stal of je bent tegen de veehouderij. Dan zul je eerder geurhinder ervaren dan iemand die daar positief tegenover staat. We hopen dat het experiment met de geurstoffensensor bijdraagt aan een oplossing voor geurhinder vanuit de varkenshouderij.'
Pluimveehouderij
Connecting Agri & Food doet dit jaar ook ervaring op met de geurstoffensensor bij andere bedrijven, waaronder in de pluimveehouderij. Het project 'Van middelen- naar doelvoorschriften' bij Vevar is gericht op het opdoen van ervaring met realtime meten van emissies en de mogelijkheden om te komen tot doelvoorschriften. De provincies Limburg en Noord-Brabant en gemeente Nederweert ondersteunen het project vanuit het Interbestuurlijke programma (IBP).