WUR-onderzoeker Hans Spoolder: 'Welzijnswetgeving varkens kan beter'
Een team van welzijnsdeskundigen heeft op verzoek van de Europese Commissie de kennis over het varkenswelzijn op een rij gezet. ‘We geven alleen conclusies en adviezen over welzijnsverbeteringen als we die kunnen onderbouwen’, zegt Hans Spoolder van Wageningen University & Research (WUR). ‘De commissie gebruikt onze adviezen om de welzijnswetgeving te verbeteren.’
De Europese Commissie is bezig met een complete herziening van de dierenwelzijnswetgeving. De EU-welzijnswetgeving voor varkens dateert van 2008, al is die op enkele punten aangepast, zoals die voor de groepshuisvesting van zeugen per 2013. Niet alleen voor varkens maar voor alle gehouden dieren wordt de wetgeving aangepast. Ook die voor diertransport wordt herzien. De herzieningen zijn onderdeel van de boer-tot-bordstrategie van Europa.
De commissie heeft een team van welzijnsdeskundigen van de Europese Voedsel en Warenautoriteit (EFSA) gevraagd om een uitgebreid inzicht over alle aspecten van het dierenwelzijn van het varken. Met daarbij adviezen voor het voorkomen of op zijn minst verminderen van welzijnsproblemen en manieren om het welzijn achteraf te kunnen controleren in de slachterij. We vragen Hans Spoolder naar enkele van de belangrijke punten uit het ruim driehonderd pagina’s dikke rapport.
Wat is het doel van het rapport?
‘Doel is om vanuit het varken te kijken naar welzijnsaspecten. De economische komen in een ander rapport aan bod, net als de effecten op consumenten, voedselkwaliteit en milieu. Daar houdt de commissie rekening mee bij de invoering van de nieuwe dierenwelzijnswet.
Speerpunten zijn lange staarten en uitbannen van individuele huisvesting
‘Voor de werkgroep was het doel om de knelpunten voor het welzijn aan te geven en hoe die zijn te voorkomen of verbeteren. We hebben in totaal zestien belangrijke welzijnskwesties vastgesteld. De commissie vroeg om extra aandacht voor twee speerpunten. Het voorkomen van staartbijten en daarmee het houden van varkens met lange staarten en het uitbannen van de kraambox en individuele huisvesting na spenen en begin dracht.’
Tekst gaat verder onder kader.
Zijn er nieuwe inzichten voor wat betreft lange staarten?
‘Weinig. We weten wel wat er allemaal moet gebeuren om varkens met lange staarten te kunnen houden. Het is een combinatie van vooral voldoende ruimte en hokverrijking. Ook de voeding en het stalklimaat spelen een rol.
‘Het is duidelijk dat de normen voor de oppervlakte per dier zijn achterhaald. Voor een vleesvarken van 110 kilo is 0,65 vierkante meter nu nog de Europese norm. Hoe meer oppervlakte een varken krijgt, hoe minder staartbijten voorkomt. Ga je naar 0,84 vierkante meter per varken, dan is het al gehalveerd. En bij 1,05 vierkante meter per varken is er bijna 80 procent minder kans op staartbijten. Daarna neemt het effect langzaam af.’
Is hokverrijking alleen nodig vanwege staartbijten?
‘Hokverrijking is essentieel om staartbijten te voorkomen. Anders is het heel lastig om tegemoet te komen aan het foerageer- en onderzoeksgedrag van de varkens. Het is voor alle varkens, van biggen in het kraamhok, na spenen, vleesvarkens, opfokzeugen, guste tot dragende en kraamzeugen, lastig om dit gedrag te kunnen uitoefenen. Hokverrijking is daarom noodzakelijk om bijtgedrag en ander ongewenst gedrag te voorkomen.
‘Organisch materiaal staat daarbij op de eerste plek. Bovenaan staan bijvoorbeeld graskuil of stro gemengd met snijmais. Daarna lang stro of luzerne, kort stro op de vloer, stro in een ruif, geperst stro of luzerne. En grote hoeveelheden verdeeld over de dag zijn beter.
‘De Europese Commissie moet afwegen hoe om te gaan met het risico dat er toch staartbijten optreedt, wat ernstige welzijnsgevolgen kan hebben, en de financiële consequenties en dergelijke. Het is overigens al sinds 1998 niet toegestaan om routinematig staarten te couperen.’
Hoe zit het met de speenleeftijd?
‘Ons advies is een speenleeftijd van 28 dagen. We hebben in de diverse onderzoeken niet kunnen vinden dat een hogere speenleeftijd extra toegevoegde waarde geeft. Niet voor staartbijten of andere welzijnsaspecten. Van 21 dagen speenleeftijd naar 28 dagen verbetert het welzijn van de biggen, al is het effect niet heel groot. Wel is erg duidelijk dat jonger dan 21 dagen slecht is voor het dierenwelzijn. De nadelige effecten voor de gezondheid en ook staartbijten nemen dan dramatisch toe.’
Levert vrijlopen van kraamzeugen geen welzijnsprobleem voor biggen op?
‘Dat levert inderdaad risico’s voor de biggen op, maar rond kunnen lopen en nestbouwgedrag kunnen uitoefenen zijn nodig voor het welzijn van de zeug. Belangrijk is dat de zeug voldoende ruimte krijgt en er mede hierdoor zo weinig mogelijk risico’s zijn voor de biggen.
‘Dat betekent minimaal 6,6 vierkante meter vrije ruimte voor de zeug. Daarboven is er geen verbetering meer van de biggenuitval. Samen met een biggennest van 1,2 vierkante meter kom je op 7,8 vierkante meter per kraamhok uit. Tijdens de overgangsperiode naar volledige vrijloop kan het gewenst zijn om de zeugen tijdelijk vast te zetten na werpen. Maar het kraamhok mag je niet kleiner maken, anders kun je niet meer naar volledige vrijloop toe.
‘Om het nestbouwgedrag te kunnen uitoefenen, heeft een zeug voor het werpen voldoende lang stro of ruwvoer nodig. Tijdens de hele kraamperiode moeten zeug en biggen toegang hebben tot hokverrijking om hun foerageergedrag te kunnen bevredigen.
‘De uitkomsten van onderzoek naar groepskramen zijn erg variabel. Daar doen we dus geen uitspraak over.’
Wat is nodig in de vroege dracht en na spenen?
‘Individuele huisvesting van zeugen is nog toegestaan vanaf spenen tot de eerste 28 dagen na insemineren. Voor het welzijn kan het beter. Maar wel met voorwaarden. Voor de bewegingsvrijheid van de zeugen is groepen maken direct na spenen het beste. Wel zijn maatregelen nodig om te voorkomen dat problemen ontstaan door de berigheid en het springen van de zeugen. Er moet een speciaal ruim hok zijn waarin je de zeugen na spenen bij elkaar brengt. Met een vloer die uitglijden voorkomt en schotten waar ze zich achter kunnen verstoppen.
‘Maak subgroepen van zeugen die goed bij elkaar passen. En zorg dat er hokverrijking met ruwvoer aanwezig is. Agressieve zeugen moet je uit de groep halen.’
Wat is het standpunt over de worpgrootte van zeugen?
‘Het is lastig als zeugen veel meer biggen krijgen dan ze zelf groot kunnen brengen. De verhouding tussen aantal biggen en aantal functionele spenen kan beter, het liefst evenveel of minder biggen dan een zeug functionele spenen heeft. Kunstmatige opfok levert veel welzijnsproblemen voor de biggen op. Dat is geen goede oplossing.’
Heikel punt is castratie of beren houden.
‘Qua dierenwelzijn heeft immunocastratie de voorkeur. Dan hoef je niet chirurgisch te castreren en voorkom je berengedrag. Beren houden komt op plek twee. Tijdig slachten om welzijnsproblemen door beergedrag te voorkomen is nodig. Castratie is echt de laatste optie en moet gepaard gaan met verdoven en pijnstilling, ook na castratie. En de toepassing hiervan is lastig.’
Kun je welzijn achteraf controleren?
‘Schade aan de staart, vervuilde karkassen en beschadigde longen zijn goede maatstaven voor vleesvarkens en zeugen. Bij zeugen kun je kijken naar schade aan de vulva en schouderzweren.’