Bacteriële neonatale diarree: focus op E. coli en Clostridium perfringens
Neonatale diarree, in de volksmond ook wel kraamstal- of geboortediarree, is een bekend verschijnsel in de varkenssector. Wereldwijd wordt diarree zelfs als het meest ernstige probleem bij neonatale biggen beschouwd, omdat het zorgt voor verhoogde uitval in het kraamhok en voor verminderde groeiprestaties.
In dit artikel zullen we de kennis over de bekendste oorzaken van bacteriële neonatale diarree, E. coli en Clostridium perfringens, even opfrissen. Op veel bedrijven wordt zeugenvaccinatie toegepast om de overdracht van maternale immuniteit via de biest te verhogen en zo deze problemen onder controle te krijgen.
Escherichia coli
Escherichia coli (E. coli) is een gram-negatieve bacterie en een normale darmbewoner. Toch veroorzaakt deze bacterie regelmatig problemen, afhankelijk van het type en de toxines die de bacteriën produceren.
Kraamstaldiarree door E. coli-infectie kan al binnen twee tot drie uur na de geboorte van de biggen optreden, maar komt het meest voor bij biggen van nul tot vier dagen leeftijd. Diarree komt vaker voor in tomen van gelten dan in tomen van oudere zeugen. Dat komt doordat gelten minder afweer hebben opgebouwd en dus ook minder maternale immuniteit via de biest kunnen meegeven aan de biggen. Binnen een toom kunnen enkele biggen diarree krijgen, maar ook de hele toom kan hier last van hebben. De diarree kan mild tot waterdun zijn en van kleur variëren van helder tot wit of verschillende kleuren bruin. Sterfte treedt soms op voordat er diarree wordt geconstateerd en het percentage uitval kan oplopen tot 70 procent binnen een aangetaste toom.
E. colibacteriën kunnen worden opgenomen vanuit het geboortekanaal, de mest van de zeug, de uier van de zeug en vanuit de omgeving. De aanhechtingsfactoren op de wand van de bacteriën zorgen voor binding aan receptoren op de darmwand van de big, waarna toxines worden geproduceerd. Deze toxines zorgen voor een verandering van de vocht- en elektrolytenhuishouding in de dunne darm. Als het overmatige vocht niet wordt opgenomen in de dikke darm (bij biggen is deze capaciteit maar beperkt), ontstaat diarree, waardoor biggen verzwakken en door uitdroging kunnen sterven.
De aanhechtingsfactoren van E. coli en de toxines die worden geproduceerd, zijn van belang voor het ziekteverwekkend vermogen van de bacteriën. Deze worden ook wel virulentiefactoren genoemd. Het aantonen van de virulentiefactoren en toxines in mest of darminhoud speelt een belangrijke rol in de diagnostiek.
Clostridium perfringens
Clostridium perfringens (C. perfringens) is een gram-positieve, sporenvormende, anaerobe bacterie. Bij kraamstalbiggen kunnen Clostridium perfringens type A en C diarree veroorzaken.
Clostridium perfringens type C
C. perfringens type C komt zelden voor als normale darmbewoner en dat is een wezenlijk verschil met E. colibacteriën en andere Clostridium-bacteriën. C. perfringens type C is een belangrijke oorzaak van diarree en acute sterfte bij neonatale biggen. De toxines die worden geproduceerd, zijn het a-toxine en het ß-toxine.
Kraamstaldiarree door C. perfringens type C komt het meest voor bij biggen van drie dagen leeftijd, maar diarree kan al ontstaan twaalf uur na de geboorte. De gevoeligheid voor deze bacterie neemt af naarmate biggen ouder worden. Het geproduceerde ß-toxine is de belangrijkste virulentiefactor en is verantwoordelijk voor de schade aan de darmwand en de wand van bloedvaten. Hierdoor ontstaat een vaak fatale, bloederige darmontsteking met weefselverval en bloederige, roodbruine diarree. In sommige gevallen treedt sterfte al op voordat diarree wordt gezien. In tomen van gelten komt dit vaker voor dan in tomen van oudere zeugen en de sterfte binnen een toom kan oplopen tot 100 procent.
Biggen worden vooral geïnfecteerd via de mest van de zeug, maar kunnen ook door toomgenoten of de opname van sporen uit de omgeving worden besmet. De sporen zijn resistent tegen hitte, desinfectiemiddelen en uv-licht, waardoor ze moeilijk zijn te verwijderen uit het kraamhok.
Clostridium perfringens type A
C. perfringens type A kan worden aangetoond in de mest van zowel gezonde biggen als van biggen met diarree. Er is weinig onderliggend wetenschappelijk bewijs om C. perfringens type A als oorzaak van kraamstaldiarree aan te wijzen. Onder veldomstandigheden zijn er veel ervaringen en gevallen bekend waarbij deze bacterie een rol speelt. Het toxine dat wordt geproduceerd, is het a-toxine.
Bij een C. perfringens type A-infectie zijn de klinische verschijnselen en aangetoonde laesies in de darmwand minder ernstig dan bij een C. perfringens type C-infectie. Het aantonen van de bacteriën en grote hoeveelheden toxines en het uitsluiten van mogelijk andere oorzaken van diarree zijn leidend bij het stellen van de diagnose.
Focus op totaalaanpak
De ernst van zowel E. coli als C. perfringens infecties en de bijbehorende klinische verschijnselen worden onder andere bepaald door de infectiedruk vanuit de omgeving. Hygiënemaatregelen en het optimaliseren van het kraamstalmanagement, zoals de temperatuur van het biggennest, behoren tot de totaalaanpak voor de preventie van kraamstaldiarree.
Daarnaast bepalen specifieke antilichamen, die de biggen opnemen uit de biest en melk van de zeug, hoe ernstig een infectie verloopt. Het vaccineren van zeugen is een belangrijke preventieve maatregel om via de biest extra maternale immuniteit aan de biggen door te geven. Het optimaliseren van de biestopname is natuurlijk ook een essentieel aandachtspunt om te zorgen dat de biggen deze maternale immuniteit ook daadwerkelijk opnemen.
Nieuws over HIPRA
Over HIPRA
HIPRA is een veterinair farmaceutisch bedrijf dat zich toelegt op onderzoek, productie en het op de markt brengen van innovatieve en onderscheidende producten...
Meer van HIPRA
Lees ook