Zoönose-risico extra molensteen veehouderij
Het rapport 'Zoönosen in het vizier' voegt weer een extra dimensie toe aan de discussie over de veehouderij. De expertgroep stelt dat de kans veel groter is dat de volgende grote zoönotische pandemie buiten Nederland ontstaat. In eigen land is extra actie nodig om risico's verder te verkleinen.
De expertgroep adviseert het kabinet om bij het vormgeven van beleid op gebied van stikstof, klimaat, bodem- en waterkwaliteit ook het zoönose-risico als belangrijke factor mee te nemen. Het kabinet laat epidemiologische modellen doorontwikkelen. Daarmee is de mate van transmissie van zoönosen te berekenen bij verschillende bedrijfsdichtheden en groottes van bedrijven.
In een werkgroep met het ministerie van LNV, de pluimveesector en gemeenten wordt onderzocht hoe het risico op insleep van vogelgriep meegenomen kan worden in de omgevingsvisie van gemeenten. Het beoordelen van zoönose-risico's gaat ook meer worden ingebed in het beleid bij de opkomst van nieuwe dierhouderijsectoren, bij snelle uitbreiding van bestaande dierhouderijen en bij nieuwe ontwikkelingen in de veehouderij.
Diertransporten en monitoring
Ook wil het kabinet voorkomen dat zoönosen ongemerkt via transport van levende landbouwhuisdieren over langere afstanden worden verspreid. Dit punt zal Nederland in Europa aan de orde stellen. Omwille van de aantasting van het dierenwelzijn maakt het kabinet zich binnen de Europese Unie (EU) al langer sterk voor het verminderen van de transportduur van levende dieren.
In kader van de EU-diergezondheidsverordening (AHR) moeten lidstaten verplicht monitoren op opkomende en onbekende ziekten. Mochten deze vastgesteld worden, dan biedt de AHR mogelijkheid om ook EU-wetgeving in te stellen. Daarmee kunnen maatregelen worden genomen om verspreiding via de handel in en transport van dieren te voorkomen.
Zoönosegeletterdheid
Risicocommunicatie is een belangrijke taak van de overheid. Met de introductie van de term zoönosegeletterdheid vraagt de expertgroep aandacht voor het belang dat kennis en alertheid op het gebied van zoönosen veel breder verspreid wordt. Iedereen komt in meer of mindere mate in aanraking met dieren en vectoren, en iedereen draagt door gedrag en leefstijl bij aan zoönose-risico's.
De ministers Tamara van Ark van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit reageren op het rapport. Zij benutten de komende maanden om het rapport in detail te bestuderen en de aanbevelingen te waarderen ten opzichte van al bestaande instrumenten. Zo bepalen ze welke acties in het plan van aanpak voor de versterking van het huidige zoönosenbeleid een plek moeten krijgen.
Stevige aanbevelingen
Voor sommige belanghebbende partijen, zoals de veehouderijsectoren, staan stevige aanbevelingen in het rapport. Het kabinet gaat gesprekken aan met die en andere belanghebbenden, zoals natuurorganisaties, zorgpartijen en kennisinstellingen. Ook de evaluatie van de aanpak van de covid-uitbraken op nertsenbedrijven zal het zoönosenbeleid richting de toekomst kunnen versterken. De uitkomsten worden half november verwacht.