Richtingaanwijzer
Het amendement op de Wet Dieren dat recent door de Tweede en Eerste Kamer is aangenomen heeft wel wat losgemaakt in het land. De wetsaanpassing gaat erover dat we dieren niet meer moeten aanpassen aan de houderijsystemen, maar in plaats daarvan de systemen aanpassen aan de dieren. Men mag dieren niet meer permanent hun natuurlijke gedrag ontnemen.
Eenden moeten bijvoorbeeld beschikking krijgen over zwemwater, varkens moeten lange staarten houden, konijnen mogen niet meer alleen in een hok gehouden worden enz.
De wetsaanpassing klinkt heel mooi voor de dieren. En als dierenarts kan ik het met die insteek alleen maar eens zijn. Ik zie dit amendement als een richtingaanwijzer. De dierhouderij is continu aan verandering (innovatie) onderhevig. En als je een richting moet aangeven voor de toekomst, dan is de richting van meer diergerichte en dierwaardige houderij mijns inziens wel de juiste.
Maar pas op. Het wordt gevaarlijk als je de richtingaanwijzer ook gaat zien als een snelheidsmeter en je er “normen” en sancties aan gaat koppelen. Of misschien nog wel gevaarlijker ... een “open interpretatie”. Voor deze uitdaging staat onze demissionaire minister van LNV: hoe gaan we deze wet uitvoeren? Schouten had dit zelf ook al aangegeven toen ze het voorstel heeft ontraden: het was te ruim geformuleerd en praktisch onuitvoerbaar. Maar toch moet ze er mee aan de slag nu het parlement het voorstel heeft aangenomen.
Want de richting: daar is het parlement het blijkbaar over eens. Maar er zijn nog vele vragen open: hoe ver wil je hierin gaan? En hoe snel? Mag de hond nog aan de lijn? Mag de parkiet nog in een kooi? Wanneer kan een varken voldoende wroeten?
Met zulke processen hebben dierenartsen ook ervaring. De uitvoering van de diergeneeskunde is gereguleerd middels de Wet Dieren. Maar de inhoud van de diergeneeskunde wordt door de beroepsgroep zelf vormgegeven, de interpretatie past binnen een zogenaamde “open norm”.
Dat klinkt ook wel heel mooi. Maar toch leidt dit in de diergeneeskunde ook tot problemen. Want de overheid heeft ook een taak om te handhaven als ze wetten maakt. En het controleren of een dierenarts zijn beroep wel “goed” uitvoert is best lastig. Ook voor de NVWA, die moet handhaven zonder een duidelijk handhavingskader.
Het gevaar van selectieve en subjectieve handhaving ligt op de loer. De controleur vindt dat iets niet in de haak lijkt en maakt een boeterapport op. Vervolgens moet daarna in allerlei slopende juridische procedures zoals via het veterinair tuchtcollege bewezen worden dat de dierenarts “goed” gehandeld heeft. Zo word je ook als goedwillende dierenarts al gauw meegezogen in een juridisch moeras.
Ik denk dus dat de wijziging in de Wet Dieren een goede richtingaanwijzer is. Wel kunnen we verwachten dat tal van groeperingen het gaspedaal gaan indrukken om de snelheidsmeter op te laten lopen. Een houderijsysteem heb je niet zomaar aangepast. Het gevaar van “open interpretatie” en rechtsonzekerheid is niet denkbeeldig. Oftewel: drijfzand als basis voor de uitvoering van je beroep als dierenarts of als veehouder. Tijd voor wat reddingsboeien: wat paaltjes in het moeras die aangeven hoe diep het is en hoe ver het nog is tot de bestemming. Want anders is te voorspellen dat we binnen afzienbare tijd aan de noodrem moeten trekken.
Karien Koenders
Dierenarts en adviseur gezondheidsprogramma's bij Dierenartsenpraktijk Lintjeshof
& voorzitter van het Collectief Praktiserende Dierenartsen