Dierenbescherming: in 2050 familiestal en uitloop
De Dierenbescherming heeft een Deltaplan gemaakt voor de veehouderij. Ze schetsen daarin hoe de veehouderij er in hun ogen in 2050 uit ziet. Die veehouderij moet goed zijn voor mens en dier. Voor de varkenshouderij betekent het onder andere huisvesting in een familiestal en uitloop naar buiten in een weiland. Korte ketens moeten zorgen voor een goede margeverdeling.
Volgens de Dierenbescherming is het tijd voor een structurele aanpak van de hele veehouderij. Daarbij zetten ze het dier centraal en er moeten win-winoplossingen komen die leiden tot een integraal duurzame veehouderij. Voor de varkenshouderij betekent het dat de houderij sterk gaat lijken op wat nu in de biologische houderij al gebruikelijk is en het gaat nog een stapje verder.
Familiestal
Familiestalsystemen staan centraal. De zeugen krijgen volgens het Deltaplan minder biggen zodat ze die allemaal zelf kunnen grootbrengen. De zeugen met biggen leven in kleine groepen in kraamopfoksystemen. Spenen gebeurt op 42 dagen. De biggen blijven in het hok en de zeug gaar naar de groepshuisvesting. Na de opfok blijven de biggen zoveel als mogelijk bij elkaar, mengen en verplaatsen gebeurt zo weinig mogelijk. De groeisnelheid van de varkens is gedaald en het antibioticagebruik is gezakt tot nihil.
Uitloop in weide
Alle varkens hebben volgens de Dierenbescherming een uitloop naar buiten in een weiland om te kunnen wroeten en modderbaden nemen. Stallen zijn natuurlijk geventileerd, waar nodig ondersteund met mechanische ventilatie en koeling. In de stal zijn functiegebieden waar de dieren eten en drinken, rusten, wroeten en hun behoefte kunnen doen. Mest en urine worden direct gescheiden en dagelijks afgevoerd. De stalvloeren zijn grotendeels voorzien van een dikke laag stro.
Omdat de houderij voorziet in de belangrijkste behoeften van de varkens, komt staartbijten en is couperen van staarten niet nodig. Castreren hoeft ook niet. Berengeur is via fokkerij, voeding en verzorging ver terug gedrongen. De paar stinkers worden er in het slachthuis uitgehaald. Slachten gebeurt in een mobiele slachterij of zo dicht mogelijk bij het varkensbedrijf.
Reststromen
Voer bestaat in 2050 geheel uit reststromen van de akkerbouw en uit de levensmiddelenindustrie, eventueel aangevuld met mineralen en eiwitten van Europese herkomst, zoals peulvruchten, lupine en soja. Het voer en de wijze van aanbieden zijn geschikt voor de dieren vanuit nutritioneel en gedragsoogpunt. De mest van varkensbedrijven wordt gebruikt voor de bemesting van landbouwgrond.
Korte keten
Deze houderij zal een hogere kostprijs met zich meebrengen. Daarom ziet de Dierenbescherming de noodzaak tot het werken in korte, hechte ketens. Daar moeten goede afspraken komen over een faire margeverdeling door elkaar inzicht te geven in de kosten en afspraken over kosten en verdienmarges te maken. Het moet er toe leiden dat een varkenshouder een stabiel goed inkomen heeft. De nadruk ligt op kwaliteit en niet op kwantiteit. De werkdruk is verlaagd en het werkplezier verhoogd.