Connecting Agri&Food en de vakgroep Molecuul en Laserfysica van de Radboud Universiteit Nijmegen werken samen om afzonderlijke geurstoffen vanuit de veehouderij te kunnen gaan meten. Daartoe werden op twee varkensbedrijven en een pluimveebedrijf 12 geurcomponenten gemeten. Elk bedrijf blijkt een eigen geurprofiel te hebben.
De meeste klachten over geuroverlast van de veehouderij zijn gerelateerd aan varkens- en kippenbedrijven, schrijven de twee betrokken partijen. Daarom hebben ze voor de eerste pilotstudie, (april 2019) bij twee varkensstallen en bij één vleeskuikenbedrijf in Limburg, luchtmonsters genomen. Per bedrijf zijn twee luchtmonsters in en twee net buiten de stal verzameld. De vier luchtmonsters per bedrijf zijn geanalyseerd middels massaspectometrie.
De vergelijking tussen deze twee plekken geeft een eerste indruk welke stoffen binnen al vervluchtigen, zijn omgezet in andere stoffen, of zijn weggewassen door een emissie reducerende techniek. De luchtsamenstelling buiten de stal bepaalt welke geur er door omwonenden wordt ervaren.
Brij versus droogvoer
Een varkensbedrijf houdt zeugen en vleesvarkens, verstrekt brijvoer en de stallen zijn aangesloten op luchtwassers. Het tweede varkensbedrijf hield alleen vleesvarkens, kregen droogvoer en ook daar ging de stallucht door een wasser. In de stal bleek de geur flink te verschillen tussen de bedrijven. bij brijvoerbedrijf was de concentratie acetaldehyde, aceton, azijnzuur en boterzuur hoger dan in de vleesvarkensstal bij het droogvoerbedrijf. Verder bleken de zwavel bevattende geurcomponenten (H2S en mehaanthiol) in hogere concentraties in stallucht van de varkensbedrijven te zitten dan in lucht uit stallen met vleeskuikens. Volgens Connecting Agri& Food en de vakgroep Molecuul en Laserfysica van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft elk bedrijf heeft dus een eigen geurprofiel.
Maar buiten de drie stallen blijken de gemeten concentraties van de 12 geurcomponenten niet al te veel te verschillen. De bijdrage aan de ervaren geur hangt mede af van de geurdrempels van de individuele geurcomponenten en de beleving, concluderen ze.
Beide partijen gaan door met het geuronderzoek. Ze willen inzicht krijgen in indicatorstoffen per diersoort, biedt een
geurprofiel per bedrijf meer inzicht in de mogelijkheden om geur aan te pakken passend bij het
individuele bedrijf. Maar ook zijn ze nieuwsgierig naar de relatie tussen de geurprofielen en de potentiele geurhinder.
Lees meer over de pilot geurprofielen