Biggensterfte is weer een hot item in de maatschappelijke discussie. Dat zet je aan het denken over hoe je het zelf eigenlijk doet op dat gebied. En eigenlijk kan ik zeggen dat wij daar heel tevreden over zijn.
Ik dacht nog even terug aan de studieclub voor vermeerderaars met Topigs 50 zeugen in Harreveld. Daar was ik laatst voor uitgenodigd. Het was niet naast de deur, maar met Truus in de auto was het prima te doen. Je moet tegenwoordig nu eenmaal wat langere afstanden afleggen wil je nog een collega-varkenshouder spreken.
De studiegroepavond werd geleid door een teamleider van Topigs, die onder meer vertelde over genomic selection. Hiermee wordt het mogelijk om rechtstreeks de erfelijke aanleg te meten op basis van het DNA van een dier. Zo is sneller vooruitgang te boeken.
Hij vertelde ook dat genomic selection niet wordt toegepast bij de T-lijn. Dit is de helft van de Topigs 50-zeug. Bij de N-lijn (de andere helft) wordt genomic selection wél volop toegepast. Gelukkig zit de mogelijkheid voor selectie op goede eigenschappen en snelle genetische vooruitgang er van deze kant dus wel degelijk in.
Als vermeerderaars van de Topigs 50 waren we het er snel over eens dat genomics ook toegepast zou moeten worden op de T-lijn. De Topigs-man gaf echter aan dat dat helaas nog niet mogelijk is: er zijn nog te weinig data beschikbaar. Dat is jammer. Van mij zouden er dus best meer vermeerderaars mogen komen met Topigs 50-zeugen.
Waarom kozen wij ervoor? Ja, wij hebben minder levend geboren biggen dan gemiddeld. Maar het geboortegewicht is gemiddeld hoger, de biggen zijn sterk en gezond, ze groeien harder en er vallen er minder uit. Zowel voor als na het spenen. Voor mijzelf is dat een belangrijk argument, ook in het licht van de opnieuw oplaaiende maatschappelijke discussie.
Daarnaast vind ik het als vermeerderaar belangrijk ‘beste biggen’ te produceren, die de vleesvarkenshouder probleemloos groot kan brengen. Dat zijn in mijn optiek biggen die niet alleen hetzelfde gewicht hebben, maar ook nog eens dezelfde leeftijd.
Ik weet uit mijn eigen ervaring dat dit zo is, maar je ziet het niet altijd terug in jaarcijfers. Die gaan vaak maar tot het aantal gespeende biggen per zeug per jaar. Ik vind het soms jammer dat veel collega’s ook niet verder kijken.
Bij ons gaat het in elk geval altijd om het aantal goede vleesvarkens, dus geen slachtbiggen, die wij per zeug afleveren. En dat tegen een zo laag mogelijke kostprijs. Dit is volgens mij de insteek van iedere varkenshouder, of zou dat moeten zijn. Ongeacht de zeugenlijn die hij gebruikt.
Ruth van der Haar
Varkenshoudster